3.4. Steun in de vorm van garanties en leningen die via kredietinstellingen of andere financiële instellingen worden verleend
28. Steun in de vorm van garanties en leningen overeenkomstig punt 3.1, punt 3.2, punt 3.3 en punt 3.12 van deze mededeling mag aan ondernemingen die met een plots liquiditeitstekort te maken krijgen, worden verleend hetzij rechtstreeks hetzij via kredietinstellingen en andere financiële instellingen als financiële intermediairs. In dat laatste geval moeten de onderstaande voorwaarden worden nageleefd.
29. Hoewel dergelijke steun rechtstreeks gericht is op ondernemingen die met een plots liquiditeitstekort te maken krijgen, en niet op kredietinstellingen of andere financiële instellingen, kan die steun ook een indirect voordeel voor die laatsten vormen. Zulke indirecte steun heeft echter niet tot doel de levensvatbaarheid, liquiditeit of solvabiliteit van de kredietinstellingen te vrijwaren of te herstellen. De Commissie is bijgevolg van oordeel dat dergelijke steun niet mag worden aangemerkt als buitengewone openbare financiële steun in de zin van artikel 2, lid 1, punt 28, van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken en artikel 3, lid 1, punt 29, van de verordening gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme, en niet mag worden getoetst aan de staatssteunregels die op de banksector van toepassing zijn ( 47 ).
30. Het is in elk geval passend om bepaalde waarborgen in te voeren met betrekking tot de mogelijke indirecte steun ten gunste van de kredietinstellingen of andere financiële instellingen om onnodige vervalsingen van de mededinging te beperken.
31. De kredietinstellingen of andere financiële instellingen moeten de voordelen van de overheidsgarantie of rentesubsidies voor leningen zo veel mogelijk doorgeven aan de uiteindelijke begunstigden. De financiële intermediair moet in staat zijn aan te tonen dat hij een mechanisme hanteert dat ervoor zorgt dat de voordelen zo veel mogelijk aan de uiteindelijke begunstigden worden doorgegeven in de vorm van hogere volumes aan financiering, een hoger risicoprofiel van de portefeuille, lagere eisen inzake zekerheden, lagere garantiepremies of lagere rentevoeten, dan zonder dergelijke garanties of leningen van de overheid het geval was geweest.